maandag 24 januari 2011

Bommetje

Meneer Janus luistert naar een hoorcollege over atoombommen door Maarten van Rossem. Dat doet Van Rossem als geschiedkundige zo goed dat Janus nu aan alle horizonten nucleaire paddenstoelen ziet verschijnen. Haastig rept hij zich met zijn autootje naar huis, alwaar zijn vrouw reeds klaar staat met de piepers en de worteltjes. De vis staat nog in de oven, maar is ook al bijna gaar. ‘Nee’, roept meneer Janus, ‘wij kunnen niet eten; wij moeten ons in de kelder verstoppen. Er staan vreselijke dingen te gebeuren. Er kunnen atoombommen ontploffen.’ Zijn vrouw kijkt verschrikt. ‘Kunnen die niet even wachten tot na het eten?’ vraagt ze.
‘Nee’, zegt meneer Janus. ‘Dat kan niet. Atoombommen wachten niet. Kijk maar naar Hiroshima op 6 augustus 1945. En je weet wat er van gekomen is.’
Als ze even later beiden in de trapkast zitten te wachten op wat komen gaat, zegt mevrouw Janus: ‘Dit is toch eigenlijk geen kelder of ben ik nou gek?’
Janus kijkt om zich heen. ‘Ach, je hebt gelijk’, zegt hij. En wijzend op de voorraad wijn onder de trap, vervolgt hij: ‘Zullen we dan dit flesje wijn maar opentrekken?’ En zo drinken ze beiden twee flesjes wijn leeg. Waar atoomdreiging al niet toe kan leiden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten