De combinatie van de muziek van Arvo Pärt (vanaf 00.36) en
de beelden vanaf een tram in het San Francisco van 1906 laat me duizelen en
vallen door de tijd. In mijn non-existentie voel ik (met de toren van The Ferry
Building aan het einde van Market Street in het permanente zicht) de rust van al
die mensen, hun laconieke gesjouw, hun nieuwsgierig achterom kijken, het
gemoedelijke getuf der wagens, het kriskras door elkaar rijden en lopen, zonder
verwijt. Dit als het zichtbaar wegglijden van zand uit de half gesloten hand
van Vader Tijd. In de gedachte dat geen van de zwart-witte wezens de machtige zwaartekrachtgolven
van hem heeft overleefd. Maar het is overkomelijk, zij zijn allemaal gevangen
en geborgen in het glas van de camera, en in de spiegel van Pärt.